Er zijn twee dingen die mij bij dit werk meteen te binnen schoten. Ten eerste link ik dit werk direct aan Kant, vanwege de manier waarop het in beeld is gebracht. Kant wijst ons erop dat wij de werkelijkheid nooit kunnen waarnemen zoals ze ook echt is. Volgens hem hebben we iets wat hij onze redelijke kernvermogens noemt; alles wat we zien wordt automatisch al binnen een bepaalde context geplaatst, zij het tijd, ruimte of een ander verband, waardoor we niks ooit kunnen zien zoals het werkelijk is. Daar trek ik dus de analogie met de rede, volgens Kant. Hoe dit werk er in zijn geheel uitziet, daar heeft de toeschouwer maar naar te raden, maar dat neemt niks van de schoonheid weg. Kant zeg niet dat het feit dat we de werkelijkheid niet an sich kunnen waarnemen een probleem is. Voor Kant gaat het erom de werkelijkheid af te beelden zoals we ze zien en dat herken ik hier heel erg in.
Bovendien is het aan de kunstenaar om te bepalen hoe een bepaalde vorm weergegeven wordt. Dit is wat Hegel de vrijheid van de menselijke geest noemt en dat vormt meteen de kern van ieder kunstwerk voor hem. Volgens Hegel is ieder kunstwerk identiek, in de zin dat ze allemaal tonen waar de menselijke vrijheid toe in staat is: de Geest (alles wat menselijk is of door de mens is gemaakt is volgens Hegel “Geest”, een soort van bewustzijn dus) en de materie verenigen in het kunstwerk, hoewel die toch tegengesteld aan elkaar zijn. Hegel ziet de kunstenaar als iemand die dus de strijd met de materie aangaat en zijn vrijheid benut om tot een synthese te komen van het menselijke en het onmenselijke. Het is volgens Hegel de taak van de kunstenaar om het algemene, zijn vrijheid, af te beelden in een specifiek kunstwerk en dat toont zich hier prachtig. Het algemene toont zich altijd in het particuliere. Hegel zelf geeft voor zover ik weet geen voorbeelden van kunstwerken die expliciet die verhouding tonen, maar bij deze: dit is er dus een prachtig voorbeeld van.
Er zijn twee dingen die mij bij dit werk meteen te binnen schoten. Ten eerste link ik dit werk direct aan Kant, vanwege de manier waarop het in beeld is gebracht. Kant wijst ons erop dat wij de werkelijkheid nooit kunnen waarnemen zoals ze ook echt is. Volgens hem hebben we iets wat hij onze redelijke kernvermogens noemt; alles wat we zien wordt automatisch al binnen een bepaalde context geplaatst, zij het tijd, ruimte of een ander verband, waardoor we niks ooit kunnen zien zoals het werkelijk is. Daar trek ik dus de analogie met de rede, volgens Kant. Hoe dit werk er in zijn geheel uitziet, daar heeft de toeschouwer maar naar te raden, maar dat neemt niks van de schoonheid weg. Kant zeg niet dat het feit dat we de werkelijkheid niet an sich kunnen waarnemen een probleem is. Voor Kant gaat het erom de werkelijkheid af te beelden zoals we ze zien en dat herken ik hier heel erg in.
BeantwoordenVerwijderenBovendien is het aan de kunstenaar om te bepalen hoe een bepaalde vorm weergegeven wordt. Dit is wat Hegel de vrijheid van de menselijke geest noemt en dat vormt meteen de kern van ieder kunstwerk voor hem. Volgens Hegel is ieder kunstwerk identiek, in de zin dat ze allemaal tonen waar de menselijke vrijheid toe in staat is: de Geest (alles wat menselijk is of door de mens is gemaakt is volgens Hegel “Geest”, een soort van bewustzijn dus) en de materie verenigen in het kunstwerk, hoewel die toch tegengesteld aan elkaar zijn. Hegel ziet de kunstenaar als iemand die dus de strijd met de materie aangaat en zijn vrijheid benut om tot een synthese te komen van het menselijke en het onmenselijke. Het is volgens Hegel de taak van de kunstenaar om het algemene, zijn vrijheid, af te beelden in een specifiek kunstwerk en dat toont zich hier prachtig. Het algemene toont zich altijd in het particuliere. Hegel zelf geeft voor zover ik weet geen voorbeelden van kunstwerken die expliciet die verhouding tonen, maar bij deze: dit is er dus een prachtig voorbeeld van.